In geschil is de waardering van een stoeterij voor de Wet WOZ. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aan de hand van de matrix de waarde van de stoeterij niet aannemelijk heeft gemaakt, nu de matrix, welke onder meer is gebaseerd op de kengetallen van de agrarische taxatiewijzer, niet voldoende is onderbouwd. De heffingsambtenaar heeft in de matrix op de standaardprijzen vermenigvuldigingsfactoren toegepast voor zover sprake is van waardeverhogende factoren, zoals een beter dan gemiddelde kwaliteit, onderhoudstoestand, welke niet gebaseerd zijn op de taxatiewijzer doch op een eigen door de taxateur van de heffingsambtenaar ontwikkelde waarderingsmethode. Deze waarderingsmethode is door de heffingsambtenaar niet inzichtelijk gemaakt.