Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Belanghebbende, een BV, heeft een boerderij met grond aangekocht en verkocht. Zij heeft met een Belgische NV afgesproken dat deze 45% van de winst zou ontvangen. De inspecteur weigert aftrek daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de NV enige dienst heeft verleend in het kader van de aankoop, ontwikkeling of verkoop van het project of de financiering. De verklaringen van belanghebbende over de achtergrond van de betaling aan de NV zijn ongeloofwaardig nu die ingrijpend zijn gewijzigd en er sprake is van gelieerdheid tussen belanghebbende en de NV.

Uitspraak



RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/2698

Uitspraakdatum: 19 september 2011

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Venlo,

inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 451.827.

1.2.De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 juni 2010 de aanslag gehandhaafd.

1.3.Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 juni 2011, ontvangen bij de rechtbank op 29 juni 2011, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 298.

1.4.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6.Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.7.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [bestuurder nieuw], vergezeld van de gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [advocatenkantoor] te Maastricht, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden].

Tijdens deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de procedurenummers 10/2697 en 10/2698. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.Belanghebbende is houdster van alle aandelen in [vennootschap A] BV ([vennootschap A]) en vormt samen met [vennootschap A] een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Belanghebbendes hoofdactiviteit bestaat uit het exploiteren van een makelaarskantoor en het aan- en verkopen van onroerende zaken.

2.2.De aandelen van belanghebbende worden gehouden door "Stichting [stichting A]". De certificaten van de aandelen in belanghebbende worden gehouden door [aandeelhouder]. Bestuurder van belanghebbende was tot 2007 [bestuurder oud] (vader van [aandeelhouder]) en vanaf 2007 [bestuurder nieuw]. [bestuurder nieuw] is de partner van [bestuurder oud]

2.3.Bij belanghebbende is vanaf 2 december 2008 een boekenonderzoek ingesteld. Omdat het onderzoek nog niet was afgerond, heeft de inspecteur ter behoud van rechten op 12 december 2009 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd met een tweetal correcties. Per brief van 18 november 2009 deelt de inspecteur de resultaten van het boekenonderzoek mee aan belanghebbende.

2.4.Op [datum] 2003 heeft belanghebbende een boerderij met grond, gelegen aan [het project] (het project) aangekocht voor een bedrag van € 422.000.

2.5.Op [datum] 2005 is tussen [de gemeente] (de gemeente) en [vennootschap B] BV ([vennootschap B]), vertegenwoordigd door [bestuurder nieuw], een overeenkomst gesloten over de ontwikkeling van het project.

2.6.In een “samenwerkingsovereenkomst” gedateerd [datum] 2004 is tussen de in België gevestigde vennootschap [de NV] NV (hierna: de NV) (toen nog genaamd [de NV oud]) en (onder meer) belanghebbende, beide vertegenwoordigd door [bestuurder nieuw], vastgelegd:

-dat de NV het financiële risico bij het project zou dragen tot een maximum van € 650.000

-dat het management van het project door de contractspartijen zou worden gedaan en

-dat de nettowinst voor 45% aan de NV zou toekomen.

In een op [datum] 2004 gedateerde samenwerkingsovereenkomst tussen de NV, vertegenwoordigd door [bestuurder nieuw], en belanghebbende, vertegenwoordigd door [bestuurder oud], is verklaard dat partijen gaan samenwerken bij de ontwikkeling van het project.

2.7.Op [datum] 2006 heeft belanghebbende van de NV een factuur ontvangen van € 235.000, overeenkomend met 45% van de winst die was gemaakt bij de verkoop van het project. Belanghebbende heeft dat bedrag betaald en in mindering gebracht op de winst.

2.8.In een gespreksverslag van Nationale Nederlanden met [bestuurder oud] van [datum] 2007 is de volgende bedrijfsstructuur genoteerd:

bedrijfsstructuur

2.9.Bij brief van 25 mei 2010 heeft belanghebbende een stuk overgelegd, getiteld: “kredietovereenkomst”, waarin de NV en belanghebbende vastleggen dat de NV ten gunste van belanghebbende een krediet opent tot maximaal € 650.000 voor het ontwikkelen van het project tegen een rente ter grootte van het promessedisconto plus 2,5% per jaar.

2.10.Medewerkers van de gemeente hebben op 26 juni 2009 aan de inspecteur verklaard dat [bestuurder oud] de vaste gesprekspartner van de gemeente was inzake het project namens [vennootschap B] en dat [bestuurder nieuw] alleen bekend was middels de ondertekening van per post opgestuurde stukken.

2.11.De inspecteur heeft de volgende correcties toegepast bij de aanslagregeling:

-Aangegeven belastbaar bedrag € 200.606

-correctie factuur [de NV] NV 235.000

-correctie niet-zakelijke kosten 16.221

Belastbaar bedrag € 451.827

3.Geschil

3.1.In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

1.Heeft de inspecteur terecht het bedrag van de factuur van de NV niet in afrek toegestaan?

2.Heeft de inspecteur terecht belanghebbende geen kosten vergoed voor de bezwaarfase?

De correctie niet-zakelijke kosten is niet meer in geschil.

3.2.Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen ter zittingen hieraan is toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 216.827. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.Op belanghebbende rust de last om aannemelijk te maken dat tegenover de betaling van € 235.000 aan de NV een tegenprestatie van de NV staat. De rechtbank verwerpt aldus het standpunt van belanghebbende dat uit het zogenoemde renpaardenarrest (HR 14 juni 2002, nr. 36.453, BNB 2002/90) volgt dat de bewijslast dat geen tegenprestatie is verricht op de inspecteur rust. Niet alleen ligt een dergelijke verdeling van de bewijslast niet in de rede omdat enerzijds het om een aftrekpost gaat en anderzijds een belastingplichtige zich in de beste positie bevindt om aannemelijk te maken dat een tegenprestatie is geleverd. Ook is van belang dat arresten zoals het renpaardenarrest zijn gewezen voor situaties waarin vaststaat dat tegenover de uitgave een tegenprestatie staat en het geschil zich richt op het zakelijke karakter van de uitgave gegeven (de aard van) de tegenprestatie. Hier is echter in de eerste plaats in geschil of tegenover de uitgave wel een tegenprestatie staat.

4.2.Belanghebbende heeft het volgende verklaard:

4.2.1.bij brief van 20 maart 2009: dat door de activiteiten van de NV het voor belanghebbende mogelijk is geweest het project te realiseren en dat er geen middellijke of onmiddellijke aandeelhoudersrelatie was tussen belanghebbende en de NV;

4.2.2.bij brief van 29 september 2009: dat de NV er voor heeft gezorgd dat de gemeente toestemming heeft verleend om meer woningen te realiseren en dat zonder tussenkomst van de NV geen bouwvergunningen zouden zijn afgegeven en dat zonder bemoeienis van de NV in het kader van begeleiding, ontwikkeling, advies en financiële garantstelling de exploitatie/ontwikkeling geen doorgang zou hebben gehad;

4.2.3.bij brief van 8 maart 2010: dat de NV een cruciale rol heeft gespeeld bij de onderhandelingen met de gemeente, die de grond verkocht, en dat zonder die tussenkomst geen bouwvergunningen zouden zijn afgegeven;

4.2.4.in het hoorgesprek op 26 april 2010: dat het niet gaat om de rol van NV bij de onderhandelingen van de gemeente, maar dat belanghebbende zich gedrongen voelde financiële ondersteuning te zoeken, dat de NV die rol vervulde en dat niet uitmaakte dat de NV uiteindelijk geen financiering had verstrekt omdat de afspraak nu eenmaal was gemaakt;

4.2.5.in het beroepschrift: hetzelfde als in het hoorgesprek;

4.2.6.ter ziting: dat de tegenprestatie van [de NV] NV betrekking had op de financiering.

4.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende noch met de overgelegde stukken, noch met bovenvermelde verklaringen aannemelijk gemaakt dat de NV enige dienst heeft verleend in het kader van de aankoop, ontwikkeling of verkoop van het project. Gezien de verklaringen van de gemeenteambtenaren is niet aannemelijk dat de NV inbreng heeft gehad in de besprekingen met de gemeente, terwijl dat toch blijkbaar de reden was voor het aangaan van de onder 2.6. vermelde overeenkomst. Belanghebbende heeft bovendien zelf aangegeven dat de betaling geen betrekking had op de rol van NV bij de onderhandelingen met de gemeente. De rechtbank acht voorts niet aannemelijk gemaakt dat tegenover de betaling diensten stonden met betrekking tot de financiering. De door belanghebbende

overgelegde kredietovereenkomst met de NV maakt dat niet anders, nu daarin niet meer staat dan dat belanghebbende geld kan lenen tegen rente terwijl uiteindelijk – naar tussen partijen niet in geschil is – belanghebbende voor het project geen geld bij de NV heeft geleend. Daarbij komt dat het bedrag van € 235.000 in wanverhouding staat tot de omvang van de maximale financiering van € 650.000. De rechtbank acht voor haar oordeel mede van belang dat zij de verklaringen van belanghebbende over de achtergrond van de betaling aan de NV ongeloofwaardig acht, nu belanghebbende haar verhaal over hetgeen de NV heeft gedaan ingrijpend heeft gewijzigd nadat zij op de hoogte was gekomen van hetgeen de ambtenaren van de gemeente op 26 juni 2009 aan de inspecteur hadden verklaard. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat – naar belanghebbende ook ter zitting heeft bevestigd – belanghebbende en de NV gelieerd zijn en dat dit pas op een laat moment – door het onder 2.8. vermelde schema, dat belanghebbende of [bestuurder oud] blijkbaar zelf aan Nationale Nederlanden heeft aangeleverd – is gebleken, nadat belanghebbende aanvankelijk vragen van de inspecteur ter zake ontwijkend had beantwoord.

4.4.Nu belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van een dienst door de NV aan belanghebbende, rust op belanghebbende de last aannemelijk te maken dat de betaling niettemin toch ten behoeve van de onderneming is gedaan (vgl. HR 21 september 1994, nr. 29356, BNB 19995/16). Belanghebbende is daarin niet geslaagd. De rechtbank acht het veeleer aannemelijk dat die betaling is gedaan teneinde winst van belanghebbende te doen toevloeien aan een gelieerde vennootschap (de NV). De inspecteur heeft de aftrek van het bedrag van € 235.000 terecht geweigerd. Daaraan doet niet af dat het bedrag bij de NV in België mogelijk als winst is belast, zoals belanghebbende heeft gesteld.

4.5.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr . dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn en mr. M.R.T. Pauwels, rechters, en door de voorzitter en

mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2011.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 30 september 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature